Diverse partijen in de Tweede Kamer zijn kritisch op de plannen van minister De Jonge om de regionale samenwerking tussen gemeenten bij jeugdzorg wettelijk vast te leggen. Dat bleek tijdens het algemeen overleg Jeugd gisteravond. De minister houdt desondanks vast aan zijn plannen: ‘Na vijf jaar decentralisatie kunnen we concluderen dat het niet vanzelf goedkomt. We moeten het jeugdzorgstelsel van betere waarborgen voorzien.’ Zowel de voorgenomen wetswijzigingen als het onderzoek naar de benodigde financiële middelen laten nog even op zich wachten, waardoor definitieve besluitvorming pas na de verkiezingen en onder een volgend kabinet te verwachten valt.

Minister De Jonge wil ondanks kritiek van een aanzienlijk deel van de Tweede Kamer door met zijn plannen om regionale samenwerking wettelijk vast te leggen. Hij benadrukte dat geen sprake is van het terugdraaien van de decentralisatie, maar dat hij het ziet als het afmaken van de beweging die met de Jeugdwet in gang is gezet. De wijziging past volgens hem bij de stelselverantwoordelijkheid van de rijksoverheid en is hard nodig voor de continuïteit van gespecialiseerde jeugdzorg. Op dit moment kan de minister alleen individuele gemeente aanspreken, niet de regio. Hij moet dan dus, als er iets misgaat, in bijvoorbeeld, 18 gemeenten (in een regio) tegelijk ingrijpen. ‘Een aantal taken moeten we niet bij individuele gemeente laten zonder daar een regionale gezamenlijke verantwoordelijkheid aan te koppelen. Daarover gaat de nieuwe wet’, aldus minister De Jonge. Ook de gezamenlijke jeugdbranches pleitten in aanloop naar het Kamerdebat voor verplichte regionale en bovenregionale samenwerking. Zij vinden de plannen van de minister zelfs niet ver genoeg gaan.

Decentraal, tenzij…

De minister is het niet eens met Kamerleden die vinden dat te veel jeugdzorgvormen regionaal geregeld moeten gaan worden. Het uitgangspunt is ‘decentraal, tenzij…‘, dus in principe lokaal, en daar waar dat niet kan, moet het regionaal, aldus De Jonge. Voor enkele zeer specifieke zorgvormen wil de minister ook eisen stellen aan de bovenregionale afstemming, zoals bij de gesloten jeugdzorg. Het uitgangspunt voor zijn plannen zijn de bestaande 42 jeugdregio’s, hoewel hij erkent dat het er in de praktijk al meer zijn. Op lange termijn wil hij toe naar één regio voor alle verschillende zorgvormen en daarbij denkt hij aan de huidige GGD-regio’s als ideale schaalniveau. Hij benadrukte dat grote aanbieders van complexe zorg lastig door één gemeente aan te sturen zijn. Daarom wil De Jonge versnippering voorkomen en de regio een sterkere positie geven.

Marktwerking en samenwerking

Minister De Jonge wil dat gemeenten langjarige samenwerking aangaan met een jeugdzorgorganisatie, op basis van overleg en een gezamenlijke visie. Het huidige aanbestedingsrecht maakt dat volgens hem onmogelijk. Daarom pleit hij in Brussel voor aanpassing van de richtlijn: ‘de zorg moet uit het aanbestedingsregime’, aldus minister. Dat is echter een taai proces, erkent hij. Gemeenten kunnen nu al wel meer doen. ‘Er is meer regie en samenwerking nodig, en minder marktwerking’, aldus De Jonge, die ook kritiek heeft op de wijze waarop sommige gemeenten nu jeugdzorg inkopen. Als de financiering vooral gebaseerd is op het aantal cliënten dat een organisatie binnenhaalt, dan bevordert dat de samenwerking niet. Niet voor het eerst liet hij blijken weinig te zien in de open-house-inkoopmethode die veel gemeenten hanteren.

Volgend kabinet

Het onderzoek naar de benodigde financiële middelen voor jeugdzorg bij gemeenten is pas eind van dit jaar klaar en besluitvorming over extra geld ligt bij de volgende kabinetsformatie op tafel. De aangekondigde wetsvoorstellen om het jeugdzorgstelsel beter te laten werken worden nog wel in gang gezet door minister De Jonge, maar hij verwacht dat het proces pas afgerond wordt onder het volgende kabinet. Ook de wet die de toezichthoudende taken van de Jeugdautoriteit moet vastleggen, zal naar verwachting pas in 2023 in werking treden.

Volle agenda

De agenda voor het algemeen overleg Jeugd was bomvol en dus kwamen ook veel andere onderwerpen aan de orde. De Tweede Kamer stond uitgebreid stil bij de sluiting van de Hoenderloo Groep en maakt zich zorgen over het vinden van passende vervolgplekken voor de laatste jongeren. Ook vroegen verschillende Kamerleden aan de minister om de continuïteitsmaatregelen voor het sociaal domein vanwege corona te verlengen tot na 1 juli. Daar wilde de minister echter niet van weten. Hij vindt dat de zorg nu echt weer volledig moet opstarten. De regeling voor de vergoeding van meerkosten is wel verlengd tot het einde van dit jaar, maar de omzetgarantie stopt echt per 1 juli. Ook werd er gesproken over het inzetten van ‘Jouw Informele Mentor’ (JIM), het uitstel van de invoering van het nieuwe woonplaatsbeginsel, informatiebeveiliging in de jeugdzorg en de stand van zaken rond de aanbevelingen van de Commissie De Winter. Op dit laatste punt belooft minister Dekker na de zomer met een voortgangsbrief te komen. Daarna zal de Tweede Kamer een plenair debat over het rapport over geweld in de jeugdzorg inplannen.

Er volgt nog voor het zomerreces een VAO (plenaire afronding van het debat), waarbij de Kamerleden moties kunnen indienen.

Meer informatie:

Klik hier om het algemeen overleg Jeugd integraal terug te kijken

Klik hier voor de brief die de jeugdbranches aan de Tweede Kamer stuurden

Klik hier voor het verslag van het algemeen overleg Jeugd door Binnenlands Bestuur