Psychotherapeut Sabrine Zanou is naast haar functie als behandelaar bij de Bascule onafhankelijk gekwalificeerd gedragswetenschapper. Wekelijks beoordeelt ze verzoeken tot (spoed)machtigingen om jongeren gesloten te plaatsen. Pas nadat zij instemt met de gesloten plaatsing, kan de rechter een verzoek tot gesloten plaatsing inwilligen. Zonder haar instemming, dus geen rechtszitting, en dus geen mogelijkheid tot opname in de gesloten jeugdzorg. Hoe kijkt Zanou naar haar rol in het plaatsingsproces? ‘Veiligheid is een relatief begrip.’

‘Naarmate de situatie rondom een jongere en het gedrag ingewikkelder wordt en de omgeving het niet meer zo goed weet, neigen we in de jeugdhulp vaker naar macht en opsluiten. De wens is om meer grip en controle te krijgen op de jongere, hoewel opsluiten soms averechts kan werken. Voor mij als onafhankelijk gedragswetenschapper vind ik het een uitdaging om objectief – los van het hulpverleningssysteem – samen met de jongere te kijken wat hij nodig heeft. Zijn alle mogelijkheden onderzocht of is er een andere optie voor deze jongere? De rol van de onafhankelijke gedragswetenschapper is van meerwaarde. Door mijn duidelijke opdracht en de afstand kun je nog creatiever denken, kom je sneller tot de kern van een probleem, anders dan in een behandelrelatie.’ Zanou’s liefde voor kwetsbare jongeren, vaak met een belast verleden, ontstond in tijd voor de Bascule. Jarenlang werkte ze als behandelcoördinator bij een Rijks Justitiële Jeugdinrichting, daarna bij Jeugdzorgplus-instelling de Koppeling. Om haar onafhankelijkheid te waarborgen en out-of-the-box te kunnen denken, kiest ze er bewust voor om alleen instemmingsverzoeken te beoordelen in de regio’s waar ze niet als behandelaar werkt. ‘Door mijn ervaring met deze jongeren weet ik wat geslotenheid kan opleveren, maar ook wat de risico’s zijn. Het afnemen van de autonomie en vrijheid is een zware maatregel. Als dat anders kan, moet je dat proberen.’

“Het afnemen van de autonomie en vrijheid is een zware maatregel. Als dat anders kan, moet je dat proberen”

Samenwerken met jongeren

De jongeren waarvoor een gesloten machtiging is aangevraagd, zijn vaak boos, verdrietig, meestal overspoeld en soms agressief. Er is vaak weerstand wanneer Zanou hen bezoekt. ‘De uitdaging is het maken van contact, zodat je samen kan onderzoeken wat de jongere zelf aan ondersteuning wil. In hoeverre is iemand in staat is te reflecteren op zijn gedrag. Wat is er misgegaan en wat heb je daarvan geleerd? Vaak zijn er aanknopingspunten om met een jongere tot samenwerking te komen. Bij het zoeken naar alternatieven voor gesloten plaatsing, heb je de jongere zelf nodig. Door daar op door te vragen, lukt het meestal om tot een vorm van samenwerking te komen. Een tweede kans of een alternatief kan dan een optie zijn. Samen met de jongere zet ik afspraken op papier: wat ga je doen, wat heb je daarvoor nodig, hoe gaan we dat monitoren? Ook spreken we af dat als het weer fout gaat, ik dan waarschijnlijk wel instem met een korte gesloten plaatsing. De jongere heeft dan in ieder geval meer motivatie en regie, wat ervoor zorgt dat weerstand en het gevoel niet gezien worden afneemt. In mijn instemmingsverklaring adviseer ik altijd actief. Zo benoem ik de interactiepatronen waar deze jongere tegenaan loopt, wat er in zijn binnenwereld afspeelt en wat een effectieve bejegening voor deze jongere is.’

‘De uitdaging is het maken van contact, zodat je samen kan onderzoeken wat de jongere zelf aan ondersteuning wil. Wat is er misgegaan en wat heb je daarvan geleerd?

Balans opmaken

Veiligheid is een relatief begrip, vindt Zanou. ‘Plaatsen in een gesloten instelling is traumatiserend en creëert niet altijd meer veiligheid, dat weten we uit onderzoeken. Het is belangrijk om de balans op te maken of de onveiligheid buiten daadwerkelijk groter is dan onveiligheid binnen. Vooral bij spoedmachtigingen ontbreekt in de dossiers nog wel eens een goede mindmap van wat is er precies aan de hand is. In the heat of the moment, zie ik hulpverleners rennen zonder stil te staan. Als je weken met een jongere werkt, je veel zorgen hebt en geen zicht meer hebt op een jongere, begrijp ik dat je overzicht verliest. Maar ook dan blijft het belangrijk om goed te onderzoeken er precies is gebeurd en wat wijsheid is. Even tijd nemen voor een analyse lijkt dan niet te passen, tegelijkertijd is het vaak helpend om tot een passend plan te komen’

Druk opvoeren voor alternatieven

Helaas zijn er nog steeds te weinig alternatieven voor jongeren, ondanks recente initiatieven om te kijken hoe het anders kan, zoals kleinschalig werken. ‘Bij de uitstroom merk ik dat er vooral is geïnvesteerd in ambulante hulp, in de wijk. Gelukkig ontstaan er kleinschalige initiatieven zoals gezinshuizen. Maar het kost tijd om dat te ontwikkelen. Als geslotenheid niet de beste oplossing is of enkel wordt ingezet omdat er geen vervolgvoorziening is, geef ik geen instemmingsverklaring af. Daar ben ik heel principieel in, het ontnemen van iemands vrijheid is een heftige maatregel waar je altijd zorgvuldig over na moet denken. Bij gebrek aan een alternatief stem ik soms in met een korte verlenging. Hulpverleners en Gemeente hebben dan iets meer tijd om met een goed alternatief te komen en zo kom ik tegemoet aan de acute zorgen die er vaak wel zijn. Door de druk bij de gemeente op te voeren – niet iedereen vindt mij aardig – zitten zij meestal binnen een week om tafel en komt de gemeente wel met mooie oplossingen.’

Goede ouder-kind-interacties

Het is jammer dat we deze jongeren vaak pas in de puberteit zien, terwijl er vaak sprake is van een belaste vroege kindertijd, stelt Zanou. ‘Tegenwoordig werken we met gezinsplannen, waardoor er meer gekeken wordt naar de andere kinderen in het gezin. Preventief aandacht geven aan de opvoedingssituatie van kinderen gun ik alle kinderen. Ze hebben regelmatig ouders met psychiatrische problematiek, een eigen belast verleden, een oudere problematische broer of zus. Jongere broertjes of zusjes die niet problematisch lijken, krijgen het in de puberteitsfase vaker moeilijk. Dat is een ingewikkelde fase voor alle kinderen. Ze worden autonomer, terwijl het voor ouders moeilijk is om autonomie te geven. Of jongeren gaan te veel hun eigen gang, waardoor het zicht op de jongere verdwijnt. Door het werken met gezinsplannen is die blik verruimd. Maar het kan nog beter. Denk aan begeleiding vanuit het consultatiebureau of de verloskundige. Hoe eerder je bij kwetsbare jonge ouders werkt aan ouder-kindinteracties, hoe groter de kans dat de hechting veilig en goed verloopt, wat een positief effect heeft op hun ontwikkeling.’

Geslotenheid doorbreken

‘We moeten met elkaar echt het gesprek aangaan over veiligheid en wat veiligheid betekent. Wat is veiligheid? Dat je iemand altijd in het zicht hebt? Of dat je met jongeren bespreekt waar ze mee bezig zijn? Levens verschillen, gezinnen zijn anders, dit moet ook mogen bestaan. Alle autonomie afnemen, en tegelijkertijd wel verwachten dat een jongere vervolgens autonoom functioneert is ingewikkeld. Soms neem je weloverwogen risico’s, waar veiligheid in gedrang komt. Tegelijkertijd is contact met jongeren, zodat ze kunnen bespreken wat ze meemaken een hele beschermende factor. Je kunt op deze manier samen met hen nadenken over de gemaakte keuzes, de voor- en nadelen. Ik denk dat dit meer helpend is dan enkel regels opleggen, waardoor jongeren zich terugtrekken en je het contact verliest en ruimte voor leren weghaalt. Groot worden gaat met vallen en opstaan. Het belangrijkste is dat je een zo veilig mogelijke omgeving creëert voor jongeren om in te kunnen leren. Het is nodig dat we daar vanuit verschillende perspectieven met elkaar over in gesprek blijven, ook met jongeren en hun ouders of verzorgers. De GI’s, gedragswetenschappers, jeugdbeschermers, de gemeente en de rechtbank zijn eilandjes die we meer met elkaar moeten verbinden en mogen verschillen. Juist die verschillen kunnen zorgen voor verbinding en succesvolle trajecten. Wat is je rol? Hoe ver ga je in je advisering, welke dilemma’s kom je tegen?’

“Zorg dat jongeren gehoord worden en neem ze serieus, ook wanneer ze keuzes maken die onveilig zijn.”

Tot slot: een hartenkreet?

‘Vergeet de jongere niet! Praat met in plaats van over hen. Zorg dat ze gehoord worden en neem ze serieus, ook wanneer ze keuzes maken die onveilig zijn. Vaak weten ze dat ze onhandige keuzes maken. Ja, ze zitten veelal in een onveilige situatie, ondanks dit gegeven weten ze heel vaak wat voor hen het beste is, wat voor hen werkt en wat niet. Dat vergeten we vaak in een crisis. Blijf met ze praten, hoe slecht het ook gaat, hou het contact vast.’